Het verlangen naar veiligheid en het einde van het kwaad door Beatrice de Graaf.
Bij dit boek hoort ook een themawebsite met verhalen en materiaal om dit onderwerp te bespreken.
Dit jaar is het thema van de vredesweek
‘Generaties voor vrede’. Er blijkt een generatiekloof te zijn tussen ouderen en
jongeren in het denken over vrede en veiligheid. In de Domkerk in Utrecht, een
van de ambassades van de vrede, werd op 18 september de vredesweeklezing
gehouden. Twee sprekers gaven het publiek inzicht in hoe wij zelf (onbewust)
onderdeel van het kwaad zijn en hoe we dat zelf kunnen bestrijden. Hieronder een
impressie van de eerste lezing: geen boekbespreking dus, wel een aanbeveling
voor dit boek dat ze schreef in samenwerking met de PKN.
Beatrice
de Graaf, hoogleraar Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen en
terrorisme-expert, vraagt jongeren regelmatig hoe het staat met hun visie op
veiligheid. Uit haar onderzoek blijkt dat jongeren zich meer bedreigd voelen
dan ouderen; bijna de helft van de jongeren (18-25 jaar) vreest dat er in
Nederland tijdens hun leven een oorlog uitbreekt. In hun denken over het kwaad
dat bestreden moet worden, zijn ze ook veel radicaler. Zo zijn jongeren in veel
grotere getale vóór de doodstraf. Tegelijkertijd is de kans dat je in Nederland
door een misdrijf om het leven komt heel klein.
Wat
moeten we met dat kwaad? Wat is kwaad? Augustinus definieerde kwaad als de
afwezigheid van het goede en introduceerde de erfzonde als verklaring waarom
wij mensen zo op onszelf gericht zijn in plaats van op God onze Verlosser.
Sinds het verlichtingsdenken (de mens is vrij en van nature goed) is God, het
Goede, in het denken over het kwaad naar de achtergrond verdwenen. Tot na de
Tweede Wereldoorlog werd er bij catastrofes, crisis, oorlog, aanslagen, pijn en
lijden ook veel over God gesproken. Tegenwoordig is er nauwelijks reflectie (denk
aan 9/11), laat staan religieuze reflectie, want kwaad moet onmiddellijk worden
vergolden: we zoeken bij dreiging een krachtige leider en een zondebok (het
zijn de migranten, de salafisten etc) en doen dan snel het raam dicht om
verdere inzichten buiten te houden. Behalve vergelding komen er ook allerlei
uitsluitingsmechanismen op gang om (toekomstig) kwaad te neutraliseren. Het
uitdijende risicomanagement gericht op de beheersing van allerlei onvoorziene
omstandigheden is onderdeel van ons veiligheidsbeleid, maar lijkt eerder onze
angst en onzekerheid te vergroten. We kunnen niet steeds zwaarder straffen,
meer risicoprofielen toevoegen waardoor we een hele groep voor eeuwig
uitsluiten van leven.
Iedereen verlangt naar vrede, rust, veiligheid
en recht. Waar is de ruimte waar we ons veilig voelen? Voor de een is dat zijn
geboortegrond waar hij een gelukkige jeugd heeft gehad, voor de ander een
IP-adres. Het Heimatsdenken maakt opgang, terwijl het niet zozeer om Heimat
gaat maar om heimwee, verlangen naar vrede. De toekomst kan niet worden gekend,
maar voor gelovigen is ze wel in God handen. Op aarde kan al het kwaad niet
worden uitgebannen, maar er is wel verlossing. Het staat vast dat er een einde
komt aan het kwaad. Vanuit het geloof in de opstanding is kwaad te bestrijden.
De reactie van de Koptische christenen in Egypte na de aanslagen was
opmerkelijk: in de lijdensweek hielden zij een processie voor hun gevallen
zusters en broeders. Zij noemden hun namen en droegen een houten kruis mee. Ze
zochten de media op, ze hadden openlijk kritiek op de regering maar ze beleden
ook openlijk hun geloof. Zij vierden een liturgie van de hoop en niet een
liturgie van de angst.
In
het boek legt De Graaf met Bijbelpassages uit dat alleen God de enige Heilige
Strijd kan voeren en dat God met ons strijdt. Tijdens de lezing stond vooral de
strijd tegen het kwaad in onszelf centraal en daarin volgt ze Augustinus’
mensbeeld van de gebroken mens die genade nodig heeft. In De strijd van een christen (De agone christiano) demoniseert
Augustinus het wrede handelen van de rondtrekkende bendes (de circumcelliones) niet; hij wijst naar
een weg van omkeer en roept op tot eenheid en liefde – waar de circumcelliones
juist geen boodschap aan hebben. Augustinus en de theoloog Niebuhr halen de
Bijbel aan (Mat.10:16) met ‘Wees zo voorzichtig als slangen en zo oprecht als
duiven’. De maakbaarheid van de mens en samenleving bestaat niet. Het kwaad
kunnen we hier nog niet uitbannen –we hebben bescherming nodig, desnoods met
geweld – maar mensen gedijen toch het beste in een open en rechtvaardige
samenleving waarin ruimte is voor diversiteit. Stel de ruimte waar je bent in
het teken van vrede. Het Heimatsdenken begint met elkaar de hand te reiken,
samen te gedenken, samen maaltijden te houden, samen een liturgie van hoop te
vieren.
Ingrid van Neer-Bruggink